Het voorjaar en de zomer zijn voorbij en de herfst is aangebroken.
Dan wordt het tijd dat de goed verzorgde en grootgebrachte reekalveren vrijgelaten worden in de natuur, daar waar zij oorspronkelijk ook vandaan kwamen.
In de herfst kan men meerdere reeën bij elkaar zien lopen; dat noemt men sprongen. Gezinssprongen bestaan vaak uit reegeiten met hun kalveren en smalreeën en als diverse gezinssprongen zich bij elkaar aansluiten spreekt men van een familiesprong.
Als zich daar ook nog één of meerdere bokken bij aansluiten spreekt men van wintersprongen. Vaak zoeken deze reeënsprongen elkaar op en deze sprongen geven het ree meer veiligheid, want door de aanwezigheid van meerdere dieren wordt gevaar eerder waargenomen. Samen zoeken deze wintersprongen naar gebieden met het beste voedsel.

In dit jaargetijde verdragen reeën elkaar beter omdat het territoriumgevoel dan niet meer overheersend is. Reeën zijn dan ten opzichte van elkaar verdraagzamer en daarom is dit jaargetijde een geschikt moment om de jonge dieren vrij te laten.

Het afscheid van de door hen verzorgde dieren valt menig verzorger wel een beetje zwaar. Men heeft daarbij soms een tegenstrijdig gevoel; enerzijds is men natuurlijk blij dat het ree weer terug kan worden gebracht naar zijn natuurlijke leefomgeving, maar anderzijds is het afscheid nemen van de dieren die men lang verzorgd heeft en soms van de dood heeft gered, toch altijd een bijzonder moment voor de verzorger.

De uit te zetten dieren worden bij voorkeur uitgezet in gebieden die enigszins beschermd en rustig zijn gelegen en dus niet lijden onder een hoge recreatiedruk of in de buurt van wegen liggen.
Door de reeën tijdens de opvang zoveel mogelijk door één en dezelfde persoon te laten verzorgen en steeds maar kort bij de dieren te zijn, wordt er voor gezorgd dat het schuwe karakter van het ree behouden blijft. Dat is heel belangrijk, want als de dieren zich aan  de mens gaan wennen kan het ree niet meer worden uitgezet. Het vrijlaten van de reeën verloopt altijd goed en zij passen zich snel aan hun nieuwe omgeving aan en sluiten zich bij hun soortgenoten aan. Tegen de tijd dat het voorjaar aanbreekt zijn de vrijgelaten dieren volwassen en hebben zij zich volledig aangepast aan hun nieuwe leefgebied.